GWW-Totaal 6 - 2020

15 NUMMER 6 / OKTOBER 2020 KLIMAATADAPTATIE RUIMTELIJKE OPGAVEN Het Klimaatakkoord, de Omgevingswet, het Deltaplan Ruimte- lijke Adaptatie en de Transitieagenda Circulaire Bouwecono- mie; het zijn voorbeelden van wetgeving en afspraken die grote gevolgen hebben voor beheerders van de openbare ruimte. We zetten de belangrijkste gevolgen op een rij. Klimaatakkoord Op 28 juni 2019 publiceerde het kabinet het Klimaatakkoord: de Nederlandse uitwer- king van de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). In 2050 moeten zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. Verder moet de CO 2 -uitstoot in 2030 met de helft zijn verminderd ten opzichte van 1990. Eén van de afspraken is dat dertig energieregio’s in Nederland onderzoeken waar en hoe duurzame elektriciteit op land (wind en zon) het best opgewekt kan worden. Maar ook welke regionale warmtebronnen lokaal te gebruiken zijn, zodat wijken en gebou- wen van het aardgas af kunnen. In een Regionale Energiestrategie (RES) beschrijft elke energieregio zijn eigen keuzes. De RES heeft een horizon van 2030, met een doorkijk naar 2050 en wordt om de twee jaar herijkt. Uiterlijk 1 juli 2021 moet de definitieve eerste RES (RES 1.0) gereed zijn. Naast de RES op regionaal niveau, stellen gemeenten op gemeentelijk niveau de Tran- sitievisie Warmte en het Wijkuitvoeringsplan vast. Samen met vastgoedeigenaren, bewoners, netbeheerders en medeoverheden moeten zij eind 2021 de Transitievisie Warmte klaar hebben. Daarin staan voorstellen voor duurzaam aardgasvrij verwar- men en koken. Daarna volgen de uitvoeringsplannen op wijkniveau. Voor alle fasen geldt dat samenwerking met alle stakeholders belangrijk is. Omgevingsvisie Naar verwachting wordt op 1 januari 2022 de Omgevingswet van kracht. De Omge- vingswet bundelt en moderniseert de wetten voor de leefomgeving. Op basis van de Omgevingswet moet door iedere gemeente uiterlijk in 2024 ook een omgevingsvisie worden opgesteld. Een omgevingsvisie gaat in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. Ook de zoekgebieden voor opwekking duurzame energie kunnen worden opgenomen in een omgevingsvisie. De wijze waarop een gemeente die omgevingsvisie invult is vorm- vrij: de gemeenteraad bepaalt detailniveau, gebieden, sectoren en thema’s. Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben de gezamenlijke ambitie vast- gelegd dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig is ingericht. Daarvoor is besloten dat klimaatbestendig inrichten uiterlijk in 2020 onderdeel is van het beleid en handelen van overheden. Het in kaart brengen van de gevolgen van klimaatveran- dering kan door middel van een stresstest. Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie heeft hiervoor een gestandaardiseerde stresstest opgesteld. Afgesproken is dat alle overheden uiterlijk eind 2019 een eerste stresstest voor alle thema’s hebben uitge- voerd: wateroverlast, hitte, droogte en overstroming. De risicodialoog is de stap tussen de stresstest en het maken van een uitvoeringspro- gramma voor klimaatadaptatie. Het is een proces dat bestaat uit meerdere gesprekken met allerlei partijen. Tijdens een risicodialoog komen de kwetsbaarheden aan bod voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingsrisico’s. Een gemeente maakt afgewogen keuzes en komt tot ambities die men kan beschrijven in een klimaatadapta- tiestrategie. Circulariteit De Transitieagenda Circulaire Bouweconomie beschrijft de strategie om tot een circulaire bouweconomie te komen in 2050. Het onderliggende uitvoeringspro- gramma bevat talrijke mijlpalen, die belangrijk zijn voor de ontwerpende, uitvoerende, toeleverende en adviserende partijen in de bouw. Zo krijgt u vanaf 2023 te maken met uitvragen van de overheid (ook gemeenten) die circulair zijn. Vanaf 2030 zullen alle overheidsaanbestedingen circulair zijn. De ambitie van het kabinet is verder om in 2030 een (tussen)doel te realiseren van 50%minder gebruik van primaire grondstof- fen (mineraal, fossiel en metalen). belanghebbenden. “Het is alsof een ieder met zijn eigen auto naar dezelfde eindbestem- ming rijdt, terwijl je ook kunt carpoolen”, merkt Van den Broek op. Hij vervolgt: “Ruimtelijke ontwikkelingen moet je integraal oppakken. Zorg dat je Re- gionale Energiestrategie en Omgevingsvisie op elkaar zijn afgestemd. Dat betekent dat de keuzes die in de RES staan, ook gevolgen hebben voor de leefomgeving. Denk aan het creëren van zonneweides of zonnepanelen op daken van woningen, bedrijven of andere gebouwen. Maar ook het plaatsen van wind- molens en de aanleg van warmtenetten.” Van den Broek vertelt dat Roelofs veel werkt met GIS-data: “Met een geografisch informatiesysteem kun je veel lagen over elkaar leggen. Hierdoor krijg je beter zicht op de diverse opgaven die er voor een bepaalde locatie liggen. Ook kun je zo beter informatie delen met anderen. GIS is voor ons het BIM voor de bouw. Je krijgt zicht op alle relevan- tie informatie. Voorbeeld? Nou, denk aan een verkeerstunnel die in een belangrijke route voor ambulances en brandweer ligt. Als die tunnel op zijn diepste punt bij hevige regen onbegaanbaar wordt door wateroverlast, heb je direct een groter probleem.” MEEKOPPELEN DOOR MAATREGELEN TE COMBINEREN Een ander belangrijk voordeel van parti- cipatie en integratie is het benutten van meekoppelkansen: “Wij kijken daar vanuit onze expertise altijd goed naar. Hoe kun je maatregelen combineren, waardoor de Total Cost of Ownership afneemt. Wijst de stresstest uit dat er waterregulerende bestrating moet komen, in combinatie met infiltratiekratten? Kijk dan of je de hemelwa - terafvoer van bestaande woningen aan een straat tijdens renovatie direct kunt afkop- pelen. Maar ook groene daken kunnen een deel van de oplossing zijn, omdat die daken water kunnen bufferen. En wellicht kan dan gelijk de renovatie van de riolering worden meegepakt, terwijl die eigenlijk pas over vijf jaar stond gepland.” “Combineer ook klimaat- met energiedoelen. Als de straat toch al open komt te liggen, kunnen we dan woningen van het aardgas afhalen? Is er in een bepaalde wijk een warm- tenet mogelijk, om restwarmte van een na- burig bedrijventerrein te benutten? Of zijn er mogelijkheden voor biogas of waterstofgas? Zijn er bestaande woningen in die wijken die volgens de meerjarenonderhoudsplanning binnen afzienbare tijd gerenoveerd moeten worden? Zorg dan bij de renovatie van de woningen dat ze zodanig worden geïsoleerd, dat er lage temperatuur verwarming (LTV) toegepast kan worden. Gebruik van rest- warmte of warmtepompen vragen namelijk LTV-systemen. Uiteraard is ook hierbij weer het gesprek met woningcorporaties en bewo- ners van groot belang.” Met betrekking tot de warmtevraag kan Roe- lofs tal van mogelijkheden aandragen en zelfs ook uitvoeren. “Wij hebben expertise op het gebied van warmtenetten, maar bijvoorbeeld ook riothermie, waarbij we restwarmte uit rioolwater kunnen halen. Of warmtewinning uit asfalt bijvoorbeeld: daarbij liggen er leidingen in het asfalt, waarbij een vloeistof overdag door de zon wordt opgewarmd.” Van den Broek besluit: “Maar denk ook aan de opgave ommeer groen in de leefomgeving aan te brengen, zodat de hittestress in steden afneemt en het waterbufferend vermogen toeneemt, evenals de biodiversiteit. En denk na over circulaire oplossingen! Zijn de gebruikte materialen circulair? Er liggen zoveel uitdagingen voor gemeenten; dan heb je gewoon extra expertise nodig. Helaas heb- ben veel gemeenten onvoldoende expertise door uitstroom van kennis. Gelukkig kan de markt die kennis inbrengen, zodat gemeen- ten beter voorbereid zijn op klimaatadaptatie en energietransitie.” In een risicodialoog met belanghebbenden worden met het klimaat-effectenspel de risico’s op het gebied van de energietransitie en de klimaatadaptatie in kaart gebracht.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=