GWW-Totaal 7 - 2020
23 NUMMER 7 / DECEMBER 2020 KUNSTWERKEN Kunstwerken: wanneer is onderhoud nodig? Het is de uitdaging voor assetmanagers: wanneer is er onderhoud nodig aan (bewegende) kunstwerken en hoe richt ik het onderhoud in? “Het regulier onderhoud en beheer van beweegbare en vaste kunstwerken wordt weggezet op basis van meerjaren contracten. Contracten die vooral functioneel gespecificeerd zijn, al dan niet in een concurre - rende aanbesteding op de markt gebracht worden. Uiteindelijk staat de beheerder hierbij op enige afstand van het object. Dat maakt het be- heer erg abstract, waardoor de kans op onverwacht falen toeneemt. Wij zorgen er samen met assetmanagers voor dat de grip op de conditie van kunstwerken wordt vergroot”, zegt Paul Merkestein, technisch adviseur bij inspectie- en adviesbureau A-Quin. TEKST: ING. FRANK DE GROOT BEELD: A-QUIN “De veiligheid van bewegende kunstwerken in Nederland is redelijk op orde. Maar we hebben ook veel kunstwerken van vlak na de oorlog, die weldra de ‘pensioengerechtigde leeftijd’ zullen bereiken. We moeten alle zeilen bijzetten om de bewegende kunst- werken functioneel en veilig te houden”, zei Mans Damen, directeur van inspectie- en adviesbureau A-Quin, een jaar geleden in GWW-Totaal. “Goed huisvaderschap, daar gaat het om”, reageert Paul Merkestein. “Door digitalise- ring van assetmanagent wordt het beheer van kunstwerken voor assetmanagers en be- heerders ook steeds abstracter. Het regulier en groot onderhoud van alle kunstwerken is ondergebracht in verschillende meerjarige onderhoudsplanningen en wordt gestuurd vanuit verschillende instandhoudingscon- tracten. Dan is het lastig om zicht te houden op de actuele situatie. Onderhoud is vandaag de dag vooral risicogestuurd, met zicht op de functionaliteit van de onderdelen van een kunstwerk.” CONDITIE Goed onderhoud is dus afgestemd op risico’s en bijvoorbeeld technische en economische levensduur: “Je gaat geen grote investerin- gen doen, als een kunstwerk binnen tien jaar vervangen moet worden. Dan is het onderhoud gericht op het functioneren in de restlevensduur. Een prachtig voorbeeld vind ik de grote opknapbeurt van de Van Brienenoordbrug vanaf 2025. Daarbij wordt de 30-jarige boogbrug in de richting van Dordrecht vervangen door een nieuwe boogbrug. De conditie van de oude boogbrug is echter nog dermate goed, dat deze op een andere locatie wordt gerenoveerd en wordt teruggeplaatst ter vervanging van de brug in de richting van Den Haag. Voor deze 55 jaar oude boogbrug aan de oostzijde wordt elders een nieuwe bestemming gezocht. Tevens worden de beweegbare delen van beide bruggen gerenoveerd en vervangen. Een mooi voorbeeld van circulair denken en slim onderhoud”, aldus Merkestein van A-Quin. Inspectie- en adviesbureau A-Quin is gespe- cialiseerd in inspectie en onderhoudsadvies van met name bewegende kunstwerken, zoals bruggen en sluizen, maar ook tunnels. “Hierbij spelen ook de elektrotechnische, werktuigbouwkundige en verkeersregelin- stallaties een belangrijke rol.” WANNEER ONDERHOUD? Goed onderhoud verlaagt het risico op disfunctioneren van een kunstwerk. “Maar onderhoud is geen containerbegrip. Het is niet zinvol om alleen vanuit de meerjarige onderhoudsplanning een kunstwerk en be- wegingswerken na x jaar volledig te inspecte- ren en renoveren. Dat is kapitaalvernietiging en bovendien heb je dan geen zicht op het tussentijds functioneren. Een assetmanager zoekt daarom continu naar het optimale evenwicht tussen acceptabele risico’s en zo laag mogelijke kosten. Deze afweging wordt meegenomen in de onderhoudsplanning en de bijbehorende inspectie planning. Wij maken daarom onderscheid tussen gebruiks- duurafhankelijk onderhoud, toestandsaf- hankelijk onderhoud en storingsafhankelijk onderhoud”, aldus Merkestein. Hij licht de drie methodes afzonderlijk toe. Gebruiksduurafhankelijk Onderhoud Gebruiksduurafhankelijk onderhoud, afge- kort GAO, gaat uit van de levensduur van een onderdeel. Onderhoud wordt per onderdeel ingepland op basis van de gebruiksduur. Als na deze gebruiksduur blijkt dat het onderdeel nog geen storingen of gebreken vertoont, wordt deze bij GAO toch vervangen. De levensduur van een onderdeel wordt bepaald op basis van toetsing in de praktijk. Hieruit wordt vervolgens een theoretische levens- duur bepaald. Maar wanneer pas je GAO toe? Merkestein legt uit: “Gebruiksduurafhankelijk onder- houd is een zeer betrouwbare methode: ‘Better safe than sorry’. Met GAOworden onverwachte storingen zoveel mogelijk voorkomen. Het is echter niet de meest kos- teneffectieve methode. Onderdelen worden vervangen, ook wanneer deze in de praktijk langer mee zouden kunnen. GAOwordt bij- voorbeeld toegepast bij kritische bewegende kunstwerken, waar geen verkeersstremmin- gen mogen optreden. Dan wordt tijdens een geplande onderhoudsbeurt al het nodige on- derhoud gepleegd en onderdelen vervangen die aan het einde van de gebruiksduur zitten.” Toestandsafhankelijk Onderhoud Toestandsafhankelijk onderhoud, afgekort TAO, gaat uit van de huidige conditie van een onderdeel. Tijdens inspecties wordt de toestand van een onderdeel getoetst en op basis daarvan wordt besloten onderhoud te plegen, of niet. Ook nu de vraag, wanneer TAOwordt toegepast? “Bij TAO is het van be- lang dat de assetmanager regelmatig en vak- kundig inspecties laat uitvoeren om de kans op storingen te minimaliseren. Onderhoud wordt namelijk gepleegd wanneer er wordt geconcludeerd dat dit nodig is. Vaak worden GAO en TAO gecombineerd. Dan worden onderdelen in principe op basis van gebruiks- duur vervangen, tenzij uit een inspectie blijkt dat een ander interval/onderhoudsmoment wenselijk is.” Storingsafhankelijk Onderhoud Storingsafhankelijk onderhoud, afgekort SAO, gaat uit van de maximale levens- duur van een onderdeel. Pas wanneer een onderdeel niet meer optimaal werkt, ofwel storingen veroorzaakt, wordt deze vervan- gen bij SAO. Wanneer wordt er gekozen voor SAO? “SAO is een zeer kosteneffectieve optie, wanneer de gevolgen van een storing in een situatie niet te groot zijn. Bijvoorbeeld als men beschikt over extra capaciteit of het onderdeel geen belangrijke rol speelt bij het functioneel of veilig houden van de installatie. SAO is echter geen geschikte methode wanneer een mogelijke storing grote gevolgen heeft voor (gebruikers van) een kunstwerk.” CERTIFICERING De inspecties en advisering door A-Quin worden uitgevoerd onder SCIOS Scope 8 en 10 certifcering. Deze certifcering is de opvolger van de ‘Criteria van Toezicht’ cer- tifcering. De SCIOS Scope 8 gaat overigens nog wat verder. Deze certifcering heeft betrekking op de NEN 3140 (werken aan laagspanningsinstallaties) inspecties. Een andere belangrijke norm voor inspectie van kunstwerken is NEN 2767-4, dé norm voor conditiemeting. Deze norm zorgt voor het uniform inspecteren en in kaart brengen van de technische staat van alle bouw- en installatiedelen van gebouwen en/ of infrastructuur. Door middel van conditie- scores schetst de inspecteur een uniform en eenduidig beeld van staat van het object. De kunst voor de beheerder is uiteindelijk om de gegenereerde conditionele rapportage te gebruiken om het reguliere onderhoud bij te sturen. “Omdat we zeker op het gebied van NEN 2767 een schat aan ervaring hebben en beschikken over veel kennis, hebben we zitting in de werkgroep NEN 2767. De werk- groep toetst NEN 2767 en ontwikkeld deze door”, merkt Merkestein op. Merkestein besluit met de opmerking dat A-Quint opdrachtgevers desgewenst ook kan helpen bij de onderhoudsbestekken en begeleiding van de uitvoering. “We kunnen opdrachtgevers volledig ontzorgen door het inrichten/regisseren van het onderhoudsbe- heer van beweegbare assets. Het complete assetmanagement dus. Anders gezegd: we kunnen assetmanagers helpen met goed huisvaderschap.” Advertorial
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=