GWW-Totaal 4 - 2022

35 NUMMER 4 / JULI 2022 0NDERNEMEN AANBESTEDEN & AANNEMEN Blijvend gevaarlijk: vervaltermijnen voor het ernstige gebrek; dat is de langste. Als die termijn verstreken is, dan is de vijf jaars-termijn voor verborgen gebreken sowieso verlopen. Arbiters knopen aan bij het in al eerdere uitspraken uitgemaakte karakter van de termijn van tien jaar, namelijk een ‘aansprakelijkheidsvervaltermijn’. Wat betekent dat? Als sprake is van een ernstig gebrek, en de aannemer wordt binnen die termijn aansprakelijk gesteld, dan hoeft niet binnen die termijn tevens een procedure aanhangig te worden gemaakt om de aanspraken veilig te stellen. Als aan één van de beide voorwaarden niet is voldaan, dan kan een opdrachtgever een aannemer echter niet meer in rechte aanspreken. Let op: dit is dus anders dan bij de vijf jaars-termijn voor verborgen gebreken. Dan is het absoluut nodig om binnen die termijn een procedure te starten! Ook al zou sprake zijn van een ernstig gebrek, heeft opdrachtgever volgens arbiters aannemer niet op tijd aansprakelijk gesteld. Dat gebeurde pas in augustus 2020, en niet uiterlijk in juni 2020. Opdrachtgever had nog aangevoerd dat aannemer wist van het gebrek en het had verzwegen. In die situatie bepaalt de wet dat een kortere (contractuele) termijn dan de algehele verjaringstermijn van twintig jaar die uit de wet voortvloeit niet is toegestaan. Arbiters gaan ook hierin niet mee, omdat opdrachtgever volgens arbiters onvoldoende feiten gesteld heeft waaruit kan worden afgeleid dat het gaat om een verzwegen gebrek. GARANTIE Opdrachtgever voert aan dat de overeengekomen garantietermijn van tien jaar op de staalconstructie nooit is verstreken. Opdrachtgever heeft aangevoerd dat het gebrek in de staalconstructie altijd al aanwezig is geweest, waardoor in zijn ogen – achteraf bezien – het werk, althans de staalconstructie, nooit is gereedgekomen. Met verwijzing naar paragraaf 22 UAV-89 oordelen arbiters dat de garantie wel degelijk is gaan lopen. De datum van oplevering is relevant, en niet het gereedkomen van het betreffende onderdeel van het werk. De eindoplevering was op 16 december 2009, waarmee de garantietermijn derhalve uiterlijk op 16 december 2019 was verstreken. REDELIJKHEID EN BILLIJKHEID Als laatste redmiddel heeft opdrachtgever een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid. In dit concrete geval zou aannemer zich niet op de contractuele termmijnen mogen beroepen, omdat onder meer sprake zou zijn van een zeer ernstig en verborgen gebrek, dat zeer veel kost om te herstellen. Arbiters vinden weliswaar dat sprake is van een ernstige uitvoeringsfout, maar opdrachtgever’s argumenten overtuigen hen echter niet. Sterker nog, arbiters vinden dat opdrachtgever zelf het gebrek eerder had kunnen ontdekken, en vervolgens binnen de termijn van tien jaar aannemer aansprakelijk had kunnen stellen. Onrechtmatige daad Omdat de vorderingen op onrechtmatige daad op hetzelfde feitencomplex gebaseerd zijn, oordelen arbiters dat de via de UAV-89 overeengekomen vervaltermijnen niet kunnen worden omzeild met een beroep op een onrechtmatige daad. RICHTING DE CONSTRUCTEUR Ook de constructeur had aangevoerd dat opdrachtgever vanwege artikel 16 lid 11 RVOI2001 in zijn vorderingen niet ontvankelijk moest worden verklaard. Arbiters oordelen dat de constructeur tekort is geschoten, omdat hij de door aannemer gemaakte detailtekeningen en -berekeningen had moeten controleren. Dan had hij kunnen vaststellen dat aannemer het specifieke detail voor de knooppunten in de staalconstructie niet had vervaardigd. Echter, de langste termijn in dit artikel is een vervaltermijn van vijf jaar na het moment van het afgerond zijn van de werkzaamheden van de constructeur. Arbiters bepalen die datum op of omstreeks mei 2010, zodat de memorie van eis van 22 december 2020 te laat is. Het beroep de redelijkheid en billijkheid brengt opdrachtgever ook hier niets. Onrechtmatig handelen wordt evenmin aangenomen. CONCLUSIE De conclusie is dat opdrachtgever op alle punten achter het net vist. Wel valt op dat hij richting aannemer de meeste kans had (gehad) vanwege de lange(re) aansprakelijkheidstermijn voor ernstige gebreken. Deze uitspraak blijft overigens relevant voor contracten gesloten onder de UAV 2012 respectievelijk DNR 2011. constructeur hoofdelijk althans voor hun respectievelijk toe te rekenen deel, veroordeling van de schade van opdrachtgever, die bestaat uit de kosten van herstel en nog verder door opdrachtgever te lijden schade. Het tijdsverloop in deze zaak tussen de oplevering van het gebouw en het aanschrijven van zowel aannemer als constructeur is de rode draad in het onderhavige geschil. RICHTING AANNEMER Aannemer heeft aangevoerd dat opdrachtgever in zijn vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat alle overeengekomen contractuele aansprakelijkheidstermijnen verstreken zijn. Opdrachtgever is simpelweg te laat. Aannemer doelt hierbij ten eerste op de termijnen in par. 12 UAV89, die overigens ook nog steeds in par. 12 UAV-2012 staan: de termijn van tien jaar voor ernstige gebreken en die van vijf jaar voor verborgen gebreken. Beide termijnen gaan in na oplevering, of na afloop van de onderhoudstermijn van par. 11 UAV. Verder doelt de aannemer op de termijn van – in dit geval - tien jaar, die gold voor de op de staalconstructie afgegeven garantie in de zin van par. 22 UAV. Par. 12 UAV Aannemer vindt arbiters aan zijn zijde. Logischerwijs staan arbiters stil bij de termijn TEKST: BARD VAN VEEN Het werk is op of omstreeks 16 december 2009 opgeleverd. Tijdens de uitvoering van een aantal interne verbouwingen is circa 17 juli 2020 geconstateerd dat diverse boutverbindingen van de dragende constructie van de overbrugging waren bezweken. Hierdoor waren doorbuigingen in het stalen vakwerk en scheuren in de betonvloeren van de overbrugging ontstaan. Diverse experts hebben de situatie geanalyseerd en zijn tot de conclusie gekomen dat de constructie zou kunnen bezwijken. De situatie was zelfs zodanig onveilig dat de overbrugging met een tijdelijke voorziening is ondersteund. Bij brieven van 19 augustus 2020 en 24 augustus 2020 heeft opdrachtgever respectievelijk aannemer en constructeur in gebreke gesteld en aansprakelijk gesteld. Aannemer zou een uitvoeringsfout hebben gemaakt. De constructeur zou in zijn controlerende taak hadden moeten zien dat aannemer geen sterkteberekeningen had gemaakt van het detail dat in dit geval bezweken is. Op deze manier zouden beide partijen volgens opdrachtgever ook onrechtmatig gehandeld hebben. Beide partijen hebben echter hun aansprakelijkheid afgewezen, waarna opdrachtgever tot herstel van het gebrek is overgegaan. Opdrachtgever vordert van aannemer en de Een opdrachtgever spreekt zowel zijn aannemer als zijn constructeur aan ter zake een gebrek aan de staalconstructie van de overbrugging tussen zijn bestaande bedrijfspand A en zijn nieuwe bedrijfspand B. Aannemer en constructeur waren beiden betrokken geweest bij de nieuwbouw, toen tevens de overbrugging tussen de beide gebouwen is gerealiseerd. Opdrachtgever baseerde de grondslag voor aansprakelijkheid enerzijds op de UAV-89 en anderzijds op de RVOI-2001; beide sets algemene voorwaarden worden in de praktijk eigenlijk niet meer gebruikt. B.R. (Bard) van Veen is advocaat bij Severijn Hulshof Advocaten te Den Haag. Tel. (070) 304 55 90, E-mail: b.veen@shadv.nl, www.severijnhulshof.nl. Voor vragen over dit artikel, kunt u mij bereiken via het genoemde mailadres. Het besproken geschil werd behandeld door RvA, januari 2022. Het geschilnummer is: 37.149.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=