GWW-Totaal 2 - 2024

27 NUMMER 2 / MAART 2024 0NDERNEMEN AANBESTEDEN & AANNEMEN Ontwerpt eer ge begint! onderhoudsgevoelige constructie is ontstaan. Daarvoor zou onderaanneemster, en in afgeleide zin hoofdaanneemster, verantwoordelijk kunnen zijn, als onderaanneemster een waarschuwingsplicht zou hebben verzaakt. Ook op dit punt had opdrachtgeefster echter niets aangevoerd. GEEN GROND VOOR VOLLEDIGE VERVANGING Opdrachtgeefster vorderde volledige vervanging van de gevel, mede met verwijzing naar rapportages van een door haar ingeschakelde expert. Appelarbiters vinden die rapportages maar niets, omdat daaruit blijkt dat de expert zich eenzijdig heeft laten sturen door opdrachtgeefster. Opdrachtgeefster heeft dus niet aangetoond dat er enige grond is volledige vervanging. Schakel dus geen jaknikkers in! Aardig is dat appelarbiters daarbij meewegen dat het pand inmiddels acht jaar bestaat; in die periode zijn zekere enkele forse stormen geweest, doch maar één paneel is losgeraakt. In de afgelopen acht jaar is het pand ook niet maar één dag gesloten geweest vanwege de gestelde problemen aan de gevel. Kortom, het valt allemaal wel mee. Ook de door de expert aangevoerde noodzaak tot het uitvoeren van een dynamische proefbelasting brengt niets. Dat had simpelweg ten tijde van het opstellen van het ontwerp ‘aan de voorkant’ van de uitvoering moeten worden getoetst, als het inderdaad zou belangrijk was. Dat dit niet gebeurd is komt voor rekening en risico van opdrachtgeefster. Appelarbiters concluderen dat opdrachtgeefster ten onrechte de laatste termijnen heeft ingehouden. Het behoeft nauwelijks toelichting dat opdrachtgeefster de advieskosten van haar expert en de herstelkosten van de door haar ingeschakelde derde partij, niet vergoed krijgt. Sterker nog, per saldo krijgt hoofdaanneemster termijnen en meerwerk betaald. HOGER BEROEP: TERUG NAAR DE VRIJWARING Tot slot komt dan toch nog de vrijwaring weer terug. Appelarbiters bespreken twee punten van onderaanneemster. Ten eerste het schenden van de klachtplicht. Daar maken appelarbiters korte metten mee, omdat elke klacht c.q. aanspraak van opdrachtgeefster door hoofdaanneemster stelselmatig door is gezet naar onderaanneemster. Ook het beroep op verjaring sneuvelt. Onderaanneemster had ter zitting bevestigd dat zij steeds haar bereidheid had uitgesproken om aan het licht tredende gebreken te herstellen en op meerdere momenten ook daadwerkelijk herstel heeft uitgevoerd. Bovendien zijn de hiervoor genoemde klachten van hoofdaanneemster als stuitingshandelingen te beschouwen. Kortom, een goed ontwerp is het halve werk. verslagen oordelen appelarbiters dat uit de feiten blijkt dat hoofdaanneemster geen afgeleide verantwoordelijkheid voor het ontwerp heeft gekregen. Zie hier wederom het belang van goede (bouw)verslaglegging. Sterker, appelarbiters stellen vast hoofdaanneemster aan de slag moest op grond van een ‘volstrekt onvoldragen ontwerp’ en opdrachtgeefster vóór alles heeft gestuurd op voortgang. Opdrachtgeefster had gewoon moeten kiezen voor een behoorlijke uitwerking van een constructief ontwerp, en niet met een houtje-touwtje oplossing, die ‘werkende weg’ is ingevuld. De taken van hoofdaanneemster zijn beperkt geweest tot engineering. Dat hoofdaanneemster daarin fouten gemaakt heeft, heeft opdrachtgeefster niet aangetoond; evenmin dat sprake is van uitvoeringsfouten. Dus hoofdaanneemster is niet aansprakelijk. Appelarbiters overwegen dat hoofdaanneemster weliswaar in de uitvoering enkele steken heeft laten vallen, doch dat die gebreken het uitvloeisel zijn van het, aldus appelarbiters, uiteindelijk – als resultaat van het ‘breiwerk’ – ontstane ontwerp. Tot slot overwegen appelarbiters dat nu een TEKST: BARD VAN VEEN De hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn op zich gescheiden procedures, die inhoudelijk natuurlijk wel met elkaar verband houden. Hoofdaanneemster had aangevoerd dat onderaanneemster tot datgene veroordeeld moest worden waartoe hoofdaanneemster (alsnog) richting opdrachtgeefster veroordeeld zou worden. De appeltermijn is in beide procedures drie maanden. Hoofdaanneemster had in eerste aanleg gewonnen, en had daarmee geen reden om in hoger beroep te gaan. Opdrachtgeefster heeft kort voor het verstrijken van die termijn geappelleerd. Hoofdaanneemster zag zich op haar beurt – bijna drie maanden – daarom alsnog gedwongen om in de vrijwaringsprocedure appel in te stellen; op de dag af zes maanden na het vonnis in eerste aanleg. Onderaanneemster heeft vervolgens als formeel punt aangevoerd, dat hoofdaanneemster te laat was, en daarmee niet-ontvankelijk was. Overigens vond onderaanneemster dat hoofdaanneemster überhaupt geen belang meer had bij dat hoger beroep. Appelarbiters gaan hierin echter niet mee. Voor de situatie die zich hier voordoet bevat het arbitragereglement van de RvA namelijk een bepaling die – in dit geval – hoofdaanneemster een verlengde appeltermijn geeft. Hoofdaanneemster had aan de voorwaarden voldaan, en was binnen die verlengde termijn in hoger beroep gekomen. HOGER BEROEP: DE HOOFDZAAK Dan komen appelarbiters toe aan de hoofdzaak. Verantwoordelijkheid voor ontwerp Opdrachtgeefster vond alsnog dat hoofdaanneemster verantwoordelijk was voor het ontwerp van de aluminium gevel. Appelarbiters stellen echter vast dat hoofdaanneemster voor wat betreft het ontwerp van de gevel volledig buiten de communicatie tussen opdrachtgeefster en (de voorgeschreven) onderaanneemster was gehouden. Pas op het moment dat onderaanneemster afspraken op hoofdlijnen had gemaakt over haar opdracht en haar prijs was hoofdaanneemster betrokken. Hoofdaanneemster is op basis van een constructief principeontwerp aan de slag gegaan, waarna de problemen in de uitvoering optraden. Onderaanneemster had aangevoerd dat een switch in het ontwerpprincipe was doorgevoerd om aan de door opdrachtgeefster opgelegde termijnen te voldoen. Onderaanneemster had die keuze geaccepteerd, en gezegd dat zij haar best zou gaan doen. Vervolgens bleek het bedachte systeem meer tijd te vergen, maar omdat die tijd niet beschikbaar was heeft men al improviserend andere oplossingen bedacht. Mede met verwijzing naar enkele bouwEen nieuw gebouwd winkelpand is gerealiseerd met een aluminium panelengevel die gebreken vertoont. Opdrachtgeefster heeft hoofdaanneemster daarop aangesproken. Vervolgens heeft hoofdaanneemster de haar voorgeschreven onderaanneemster in vrijwaring opgeroepen. Deze laatste had de aluminium panelengevel geleverd en gemonteerd. In eerste aanleg had opdrachtgeefster – per saldo – verloren. Daar was zij het niet mee eens en is in hoger beroep gegaan. In zowel de hoofdzaak als de vrijwaring is op 3 mei 2023 door de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen vonnis gewezen. B.R. (Bard) van Veen is advocaat bij Severijn Hulshof Advocaten te Den Haag. Tel. (070) 304 55 90, E-mail: b.veen@shadv.nl, www.severijnhulshof.nl. Voor vragen over dit artikel, kunt u mij bereiken via het genoemde mailadres. Het geschilnummer van deze zaak is: 72.284. Ook in de GWW sector worden aluminium panelen gebruikt, zoals hier bij de aansluiting Emmen-West. De randbekleding van de fly-over bestaat uit cortenstaal en aluminium. Foto: Advantage Composite.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=