GWW-Totaal 4 - 2025

35 NUMMER 4 / JUNI 2025 0NDERNEMEN AANBESTEDEN & AANNEMEN Ongelijkvloers basketballen hoger lag dan waarvan in het bestek werd uitgegaan. Op uitdrukkelijke instructie diende zij echter de peilhoogte aan te houden, en dus niet de voorgeschreven vloerdikte. Opdrachtgeefster kon eigen schuld worden verweten. De rechtbank oordeelde anders. Uitgaand van de representativiteit van de op willekeurige locaties in sporthal geboorde kernen, bleek zowel van onvoldoende, althans niet besteksconforme vloerdikte als druksterkte. Hoewel opdrachtgeefster inderdaad gewezen was op een tekort aan ruimte voor de vloer en de hoogteverschillen met de aangrenzende ruimte, had opdrachtgeefster volgens de rechtbank daarmee niet hoeven verwachten, laat staan accepteren, dat de dekvloer een niet besteksconforme dikte zou hebben. Sterker nog, aldus de rechtbank, had de onderaannemer de deugdelijkheid van de vloer simpelweg gegarandeerd. Omdat aanneemster de conclusie van het deskundigenonderzoek onvoldoende had betwist, was het oorzakelijk verband gegeven. Die conclusie was namelijk dat de uitvoering van de dekvloer de meest voor de hand liggende oorzaak van de vergruizing was. SCHADE? Architect en aanneemster zijn hoofdelijk aansprakelijk. Wat te doen met de schade? De gehele dekvloer zou moeten worden vervangen. Opdrachtgeefster had de daarmee gemoeide kosten laten begroten, maar kreeg nog gelegenheid te reageren op door de architect en aanneemster overgelegde stukken. De rechtbank sprak de hoop uit dat partijen er in die periode onderling zouden komen. Zo niet, volgt nog een vonnis over de schadeomvang. Daarbij zal de rechtbank rekening houden met de contractuele aansprakelijkheidsbeperking uit de architectenovereenkomst, die overigens wel van art. 15 DNR 2011 afwijkt. CONCLUSIE Hoofdelijke aansprakelijkheid wordt niet vaak uitgesproken. In de regel is die voor een aannemer nog steeds ongunstig. De aansprakelijkheid van de architect (of een andere adviseur) is via DNR 2011 in beginsel beperkt tot het honorarium. In de door opdrachtgeefster gehanteerde afwijking is dit driemaal het honorarium, maar de vraag is of dit veel zoden aan de dijk zet. Het vonnis leert verder, dat partijen vooral van hun eigen kracht moeten uitgaan, en niet - te makkelijk – naar elkaar moeten wijzen. Immers, het afwenden van de eigen aansprakelijkheid op grond van eigen verantwoordelijkheden is beginsel voldoende. Dit, ongeacht of sprake is van een ontwerp en uitvoering van een sporthal of van een voetgangersbrug of provinciale weg. kortom, het causaal verband was er. Dat het ontwerp als zodanig in een ontwerpteam tot stand was gekomen, laat onverlet dat de architect verantwoordelijk was voor zijn eigen ontwerpwerkzaamheden. AANSPRAKELIJKHEID AANNEEMSTER Opdrachtgeefster beriep zich op de door de onderaannemer van aanneemster verstrekte garantie op de dekvloer. Die hield in dat alle gebreken die gedurende de periode van zes jaar na oplevering optreden en die te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering op eerste aanzegging zullen worden hersteld. Verder greep opdrachtgeefster terug naar één van de deskundigenrapportages, waarin deugdelijk onderbouwd was, dat de schades ook het gevolg waren van uitvoeringsfouten. Subsidiair beriep opdrachtgeefster zich op de waarschuwingsplicht uit § 6 lid 14 UAV-2012 ter zake het gebrekkig ontwerp. Aanneemster verwees naar het gebrekkig ontwerp. Kortom, ook bij een onberispelijke uitvoering van de werkzaamheden zouden problemen met de sportvloer zijn ontstaan. Verder beriep aanneemster zich op het nauwe overleg met de directievoerder. Voor zover was afgeweken van het bestek, was dit op instructie dan wel met medeweten van de directievoerder. Aanneemster betwistte verder het bestaan van een waarschuwingsplicht, althans stelde dat aan die plicht was voldaan. Aanneemster stelde namelijk onder de aandacht hebben gebracht dat de oude betonvloer op verschillende punten TEKST: BARD VAN VEEN Het vonnis leert impliciet, dat opdrachtgeefster contractueel de mogelijkheid had gecreëerd om beide partijen voor hetzelfde gerecht te dagen. Dit is vanuit een opdrachtgever een belangrijk aspect om in ogenschouw te nemen. Immers, zowel de UAV-2012 (ook de versie van 2025) als DNR 2011 gaan uit van respectievelijk bieden de mogelijkheid van arbitrage bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen. Een eenduidige geschillenbepaling voorkomt de onwenselijke situatie van procederen bij twee verschillende instanties over hetzelfde bouwproject. AANSPRAKELIJKHEID ARCHITECT De architect had het bestek opgesteld. Uit de drie door opdrachtgeefster overgelegde deskundigenrapportages volgde, dat een vloer die geheel volgens het bestek was uitgevoerd niet had voldaan aan het overeengekomen gebruiksdoel; kortom, een ontwerpfout. Overigens voerde opdrachtgeefster aan dat de architect had moeten waarschuwen als haar wensen een deugdelijk ontwerp verhinderden. De architect verwees inderdaad naar de door opdrachtgeefster gestelde ontwerprandvoorwaarden, te weten dat opdrachtgeefster de bestaande draagvloer wilde handhaven en de bestaande zandcementdekvloer en houten vloer wilde verwijderen. Opdrachtgeefster had met een zwevende dekvloer expliciet ingestemd in het kader van het ontwerpteam. Verder was bij het realiseren van de dekvloer qua dikte afgeweken van het bestek en had aanneemster uitvoeringsfouten gemaakt. Hoewel de ontwerprandvoorwaarden van opdrachtgeefster het uitgangspunt waren geweest bij het opstellen van het ontwerp, laat dit volgens de rechtbank onverlet, dat de nieuw ontworpen dekvloer geschikt moet zijn voor het beoogd gebruik. De deskundigheid van opdrachtgeefster maakte dit niet anders. Omdat alle deskundigenrapportages bepaalden dat een bestekconforme vloer niet had voldaan aan het gebruiksdoel, was volgens de rechtbank sprake van een foutief ontwerp. Dit, mede omdat de architect niet had aangegeven aan welke eisen de zwevende dekvloer dan wel moest voldoen. Ook had hij/zij niet aan de hand van berekeningen laten zien dat de dekvloer ook daadwerkelijk aan de eisen voldeed die volgens de architect zouden gelden. De architect had slechts aangevoerd, dat in de rapportages uitgegaan was van de in het PvE vereiste draagkracht van de vloer, maar vervolgens niet welke het dan wel moest zijn. Bovendien ging de architect eraan voorbij, aldus de rechtbank, dat sprake was van een zwevende dekvloer. De rechtbank verwierp evenzeer de stelling van de architect dat de schade het gevolg was van een uitvoeringsfout. In één van deskundigenrapporten was duidelijk en gemotiveerd geconcludeerd dat de schades mede veroorzaakt zijn door gebrekkig ontwerp; Bij tussenvonnis van 30 april 2025 heeft de rechtbank Noord-Holland een interessant vonnis gewezen. Centraal stond de vergruizing van een gerenoveerde zwevende dekvloer onder een houten vloer in een sporthal. Deze sportvloer werd hobbelig en instabiel en daarmee ongeschikt voor het beoogde doel. Opdrachtgeefster sprak zowel de architect als de aannemer aan. Het tussenvonnis beantwoordt de aansprakelijkheidsvraag. B.R. (Bard) van Veen is advocaat bij Severijn Hulshof Advocaten te Den Haag. Tel. (070) 304 55 90, E-mail: b.veen@shadv.nl, www.severijnhulshof.nl. Voor vragen over dit artikel, kunt u mij bereiken via het genoemde mailadres. Het geschilnummer van deze zaak is: ECLI:NL:RBNHO:2025:4619. Dit project heeft geen directie relatie met het besproken geschik.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=