PLATFORM VOOR GROND-, WEG- EN WATERBOUW 22 Openbare verlichting als schakel in smart cities “Straatverlichting vormt een heel mooi grid. Dat zou je prima kunnen gebruiken om data te verzamelen, bijvoorbeeld over luchtkwaliteit, warmte en verkeersintensiteit.” Foto: Pixabay. De technologische ontwikkelingen in openbare verlichting gaan in hoog tempo. Openbare verlichting wordt niet alleen slimmer, maar kan zelfs gaan bijdragen aan smart cities. Het werkveld wordt in de toekomst dan ook alleen maar breder, zo verwacht voorzitter Arthur Klink van Stichting Openbare Verlichting Nederland. De stichting is deelnemer aan de Vakbeurs Openbare Ruimte. TEKST: HENK WIND Het is precies tien jaar geleden dat Stichting Openbare Verlichting Nederland (OVLNL) werd opgericht. “Destijds was het ultieme doel onszelf overbodig te maken. Dan zou je het goed voor elkaar hebben”, zegt voorzitter Arthur Klink. Inmiddels is de stichting echter alleen maar belangrijker geworden, vooral als kennisorganisatie. “Het is niet meer zo dat alle kennis bij de aannemers zit of bij de leveranciers, de adviseurs of de gemeenten. Je hebt elkaar nodig. Kennis moet je samenbrengen en juist daarvoor is de OVLNL opgericht.” Tot de jaren ‘90 viel openbare verlichting onder de gemeentelijke energiebedrijven. Daarna werd de markt geliberaliseerd en werden gemeenten verantwoordelijk. Dat leidde tot versnippering van kennis. In 1997 besloten drie gemeenten informeel overleg te organiseren over dit thema. Dat groeide uiteindelijk uit tot de oprichting van OVLNL in 2015. SNELLE ONTWIKKELINGEN Ontwikkelingen gaan tegenwoordig hard, schetst Arthur. “In eerste instantie was openbare straatverlichting met name gericht op verkeersveiligheid. In de jaren ‘70 en ‘80 ging het vooral over sociale veiligheid, waarvoor allerlei studies werden gedaan naar de relatie tussen verlichting en veiligheid. Dat leidde tot de ontwikkeling van nieuwe lichttechnieken en materialen. Toch gingen ontwikkelingen vrij langzaam. Meestal liep dat een beetje gelijk met de levensduur van de armaturen. Nu zie je die ontwikkelingen veel sneller gaan.” Al gaan ze misschien ook weer niet zo snel als gehoopt of gedacht, zo geeft hij aan, met name als het gaat om smart cities. “Bij smart cities gaat het om meer dan smart lighting. Slimme verlichting dat je kunt zien welk lampje wel of niet gebrand heeft, dat kennen we wel. Dat geldt ook voor schakelen op behoefte en licht geven waar en wanneer nodig is. Maar het gaat ook om andere functies. Straatverlichting vormt een heel mooi grid door heel Nederland. Dat zou je prima kunnen gebruiken om data te verzamelen, bijvoorbeeld over luchtkwaliteit, warmte en verkeersintensiteit. Die data kun je dan ook weer gebruiken om je verlichting te sturen.” “We kennen inmiddels netcongestie op het elektriciteitsnetwerk. Maar dat kan ook zo maar optreden op het huidige communicatienetwerk. Het verlichtingsnetwerk is daar dan een prima aanvulling op. Met nieuwe technologie zoals Li-Fi, een techniek om data over licht te verzenden. Met Li-Fi kun je slimme auto’s aansturen en verkeersstromen managen, zoals middels vehicle to vehicle communicatie. Er zijn inmiddels serieuze studies naar dat soort ontwikkelingen. Maar ze staan nog wel in de kinderschoenen voor toepassing in de openbare ruimte.” ‘NEIGING TOT EENVOUD’ Dat de ontwikkelingen daarin niet zo snel gaan als soms gedacht of gehoopt, heeft volgens Arthur verschillende redenen. “Allereest de ‘neiging tot eenvoud’. Dat speelt vooral bij de eigenaren en beheerders. Waarom zou je meer investeren dan nodig is voor een aan/uitschakeling en een goede storingsregeling? Dat kost extra geld, vraagt meer kennis en geeft extra kans op storingen. De beheerder heeft niet gelijk belang bij smart cities en moet dan zelfs zijn assets beschikbaar stellen aan anderen. Dat is een moeizaam proces. Dat werkt heel anders dan op de consumentenmarkt. Wie levert nog een telefoon zonder wifi en connectiviteit? Maar er zijn wel nog steeds armaturen te koop die niet connectief zijn.” “Er zijn wel enkele steden die als early adopters met dit soort ontwikkelingen bezig zijn. Er kan ook aan een netwerk worden verdiend. Maar de vraag is wie wat gaat doen en wie er aan gaat verdienen. Daarnaast ligt er een rol bij netbeheerders. Die zijn nu druk met vooral netcongestie, maar openbare verlichting heeft ook aandacht nodig. Zowel qua capaciteit om aan te sluiten, als de connectiviteit van het netwerk.” MEER EN BREDERE KENNIS NODIG De eerder geschetste ontwikkelingen vragen ook meer kennis van de beheerders. “De beheerder van de toekomst heeft wellicht andere vaardigheden dan die van nu en is integraler bezig met de openbare ruimte. Daar heb je kennis voor nodig. Ook bij opdrachtgevers. Vroeger hadden opdrachtgevers zelf de kennis in huis; daarna kwam de periode dat ze alles vooral overlieten aan de markt; nu is er weer de verschuiving naar deskundig opdrachtgeverschap. Die kennis is schaars en dus moet je met elkaar de samenwerking opzoeken.” Arthur constateert echter dat dat nog wel eens lastig is vanwege regelgeving, onder meer het aanbestedingsrecht. “Een open markt is mooi, maar hoe ga je dan kennis en innovatie inkopen? Daarvoor moet je samenwerken aan beleid en innovatie. Er is geen enkele partij meer die alles weet. Je hebt elkaar nodig.” Arthur Klink: “Verlichting is allang niet meer een kabel en een paal en een lampje. Het is nu data, internet, communicatie en digitale aansturing. Dat zou de nieuwe generatie moeten aanspreken.” Foto: Studio Aagje. “In de jaren ‘70 en ‘80 werd naast verkeersveiligheid ook sociale veiligheid belangrijk. De ontwikkelingen in techniek liepen toen ongeveer gelijk met de levensduur van een armatuur.”
RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=