GWW-Totaal 1 - 2022

31 NUMMER 1 / FEBRUARI 2022 0NDERNEMEN AANBESTEDEN & AANNEMEN Forse prijsstijging en schaarste: wie betaalt? deerd. De burgerlijke rechter en de Raad van Arbitrage voor de Bouw kennen een verschillende benadering. De Raad van Arbitrage heeft in 2016 geoordeeld dat een prijsstijging van meer dan 5% van de totale aanneemsom in principe niet meer behoort tot het ondernemersrisico. Onder omstandigheden gaat de Raad van Arbitrage uit van een hoger percentage. In dit verband hecht de Raad van Arbitrage betekenis aan de marktkennis en professionaliteit van de aannemer. De burgerlijke rechter hanteert voornoemde 5%-norm niet. Volgens de burgerlijke rechter is sprake van een open norm en is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval – waaronder de uiteindelijk gerealiseerde winst, de voorzienbaarheid van de kostenstijging en de mate waarin de kostenstijging tot een kostendaling elders in het werk heeft geleid – wat tot het ondernemersrisico behoort. UAV-GC 2005 De UAV-GC 2005 kent in paragraaf 44 lid 1 sub c UAV-GC een vergoedingsregeling voor ‘onvoorziene omstandigheden’. Volgens deze bepaling heeft de aannemer recht op kostenvergoeding als sprake is van een onvoorziene omstandigheid die van dien aard is dat de opdrachtgever een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, omdat dit niet redelijk en billijk zou zijn. Volgens de toelichting bij de UAV-GC sluit deze bepaling naadloos aan bij de wettelijke regeling van artikel 6:258 BW. Artikel 6:258 BWbevat een regeling van onvoorziene omstandigheden die van toepassing is op alle soorten overeenkomsten en dient volgens de Parlementaire Geschiedenis terughoudend worden toegepast. CONTRACTUELE BEPALINGEN Partijen die te maken krijgen met kostenverhogende omstandigheden in de zin van een prijsstijging van bouwmateriaal, dienen eerst na te gaan of de aannemingsovereenkomst zelf aanknopingspunten biedt voor de beantwoording van de vraag wie de kosten draagt van deze prijsstijging. Het is mogelijk dat partijen in het contract afspraken hebben vastgelegd over het risico op prijsschommelingen van bouwmaterialen. Deze afspraken prevaleren boven de hierboven besproken UAV 2012 en de wettelijke regeling. In dit kader is nog van belang om op te merken dat het opnemen van een zogenaamd ‘prijsvastbeding’ – de aanneemsom is prijsvast tot einde werk – in het algemeen niet tot gevolg heeft dat artikel 7:753 BWgeen toepassing vindt. Een dergelijk beding heeft immers betrekking op de prijs, en artikel 7:753 BW heeft betrekking op de risico’s waarmee bij het bepalen van de prijs geen rekening gehouden behoefde te worden. Wanneer partijen beogen in de aannemingsovereenkomst de werking van artikel 7:753 BWuit te sluiten, zullen zij dit uitdrukkelijk moeten doen (Hof ’s-Gravenhage 15maart 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BP7956, r.o. 6.2). TOT SLOT Het antwoord op de vraag voor wiens rekening de forse prijsstijging van bouwmaterialen komt, is afhankelijk van hetgeen hierover is bepaald in de aannemingsovereenkomst of in de algemene voorwaarden, bijvoorbeeld in de UAV 2012. Bij gebreke daarvan is de wettelijke regeling van toepassing. Bij het aangaan van nieuwe overeenkomsten is het goed om na te denken over risico’s op prijsstijgingen en na te gaan of daarover afspraken gemaakt kunnen worden. vangt bot bij het hof wegens het niet tijdig waarschuwen; de aannemer dient te waarschuwen voordat de kostenverhogende omstandigheden zijn uitgevoerd. De achterliggende gedachte is dat de opdrachtgever dan tijdig ofwel gebruik kan maken van het recht om de overeenkomst op te zeggen, ofwel een voorstel kan doen tot beperking of vereenvoudiging van het werk. PARAGRAAF 47 UAV 2012 Voorstelbaar is dat partijen de UAV 2012 op de aannemingsovereenkomst van toepassing hebben verklaard. In dat geval geldt met betrekking tot de kostenverhogende omstandigheden niet de wettelijke regeling, maar het bepaalde in paragraaf 47 UAV 2012. Het bepaalde in paragraaf 47 UAV 2012 komt op het eerste gezicht sterk overeen met de hiervoor besproken wettelijke regeling van artikel 7:753 BW. Toch verschillen beide regelingen op een aantal punten van elkaar, waardoor de aannemer voordeliger uit lijkt te zijn wanneer de wettelijke regeling van artikel 7:753 BW tussen partijen van toepassing is. Zo kan de aannemer slechts een beroep doen op artikel 47 UAV 2012 wanneer sprake is van een aanzienlijke verhoging van de kosten van het werk. Over de vraag wat behoort tot het ‘normale ondernemersrisico’ is veel geproceTEKST: MW. MR. A.C.L. CARPAIJ Wettelijke regeling: artikel 7:753 BW Als partijen geen andersluidende afspraken zijn overeengekomen, kan de aannemer op grond van artikel 7:753 BW vorderen dat de rechter de aanneemsom geheel of gedeeltelijk aan de kostenverhoging aanpast, indien: 1. sprake is van kostenverhogende omstandigheden; In het verleden is met betrekking tot de explosieve stijging van de staalprijzen geoordeeld dat sprake is van een kostenverhogende omstandigheid, die aanpassing van de aanneemsom rechtvaardigde (Raad van Arbitrage 9 juni 2015, nr. 35.130). In voornoemde uitspraak kwamen de arbiters tot het oordeel dat een stijging van maximaal 10% tot het ondernemersrisico van de aannemer behoorde, en dat een vergoeding op haar plaats was voor zover de prijsstijging meer dan 10% van de overeengekomen prijs bedroeg. Het ligt op de weg van de aannemer om aan te tonen dat de prijsstijging niet tot het normale ondernemersrisico behoort. 2. die na het sluiten van de overeenkomst zijn ontstaan of aan het licht zijn gekomen; 3. zonder dat zulks aan de aannemer kunnen worden toegerekend; 4. waarmee de aannemer bij het bepalen van de prijs geen rekening behoefde te houden; Het antwoord op de vraag of de aannemer rekening had behoeven te houden met de prijsstijging van bouwmaterialen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij kostenverhogende omstandigheden in de zin van prijsstijgingen is van belang of er concrete aanwijzingen waren om aan te nemen dat de prijs zou kunnen stijgen in de mate waarin de prijs is gestegen. In dat verband kan ook relevant zijn het moment waarop de prijsstijging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Overigens heeft het feit dat de omstandigheid zich al eens eerder heeft voorgedaan niet per definitie tot gevolg dat de aannemer met die omstandigheid rekening had moeten houden (Raad van Arbitrage 6 juni 2015, nr. 35.130, r.o. 18). 5. Mits de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de noodzaak van een prijsverhoging heeft gewaarschuwd. Voldoet de aannemer niet (tijdig) aan deze waarschuwingsplicht? Dan verspeelt hij zijn recht op vergoeding, zo illustreert de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3373). Hoewel de onderaannemer de hoofdaannemer in deze kwestie over de kostenverhogende omstandigheid had ingelicht, heeft de onderaannemer niet voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden gewaarschuwd. De onderaannemer Het afgelopen jaar verschenen in de media regelmatig berichten over de stijgende kosten in de bouw- en infrasector in Nederland. Eén van de oorzaken is de prijsstijging van verschillende bouwmaterialen. Zo zijn de prijzen van staal, koper en hout behoorlijk gestegen. Voor wiens rekening komt de prijsstijging van bouwmaterialen: voor rekening van de aannemer, of draait de opdrachtgever hiervoor op? Informatie over de auteur: Mw. mr. A.C.L. Carpaij is advocaat bij Bierman Advocaten. Heeft u te maken met een prijsstijging van bouwmaterialen? En wilt u weten of u deze kosten doorberekend mogen worden? Neem dan contact met mij op. De staalprijs is de laatste twee jaar enorm gestegen. Foto: Griekspoor.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=